Aktaion was een uitmuntend jager. Op een zekere dag was hij op jacht samen met zijn vijftig honden in het dal Gargaphië bij de stad Orchomenos. Hij was dorstig en wilde drinken uit het stroompje dat door het dal stroomde. Plots zag hij daar de godin van de jacht Artemis. Samen met een paar nimfen was zij naakt aan het baden in de bron waaruit het riviertje ontsproot. Aktaion stond stil en staarde naar de schoonheid van de maagdelijke godin. Vertoornd over het feit dat hij haar bespiedde veranderde Artemis hem in een hert. Terwijl de arme jager zich realiseerde wat er met hem was gebeurd merkten zijn jachthonden hem op. Ze herkenden hun meester niet en gingen hem achterna. Aktaion sloeg op de vlucht maar werd snel ingehaald en verscheurd (Ovidius, Metamorphosen, III 138-152). (Pseudo-)Apollodoros voegt hier in boek III van zijn Bibliotheek aan toe dat de honden hierna een klagelijk gehuil aanhieven omdat ze hun baasje misten. Op zoek naar hem belandden ze uiteindelijk in het hol van de goede centaur Cheiron, die Aktaion de kunst van het jagen bijgebracht had. Deze bezat een zelfgemaakte beeltenis van Aktaion die de honden troost schonk.

 

Artemis is een mooie vrouw in de ogen van Aktaion maar dat wil ze zelf niet zijn. Artemis is nog maagd en wil zich niet bezighouden met verleiding. Ze heeft daarom iets moois. Maar Aktaion bespiedde haar terwijl ze aan het baden was. Toen Artemis dat in de gaten kreeg werd ze boos en veranderde hem in een hert. Hierdoor heeft Artemis ook weer iets gruwelijks.